Home » Fiction

Warning

This story is rated «NC-17», and carries the warnings «abuse, rape (misbruik, verkrachting)».
Since you have switched on the adult content filter, this story is hidden. To read this story, you have to switch off the adult content filter. [what's this?]

Remember that whether you have the adult content filter switched on or off, this is always an adults only site.

Nadreqze, of de liefde van een man en een elf (NC-17) nl Print

Written by Eve

30 June 2010 | 38928 words

Title: Nadreqze, of de liefde van een man en een elf
Author: Eve
Rating: NC-17
Pairing(s): Faramir, Denethor, Boromir
Warnings: abuse, rape (misbruik, verkrachting)

Faramir heeft in drie dagen zoveel meegemaakt dat hij niet meer wil leven. Als een gebroken man wordt hij midden in de nacht voor de muur van Gondor gegooid. Verborgen in zijn eigen vertrek krijgt hij te maken met een onverwachte loge, een elf, die wil dat hij in leven blijft. Zullen ze de weg naar leven en genezing kunnen vinden?
(Faramir’s life changes completely within three days. He has suffered so much… As a broken man he is thrown in front of Gondor’s walls. Hiding in his chamber he meets an elf who wants him to stay alive. Can they find a way to life and healing?)


[ all pages ]

Hoofdstuk 4

In de verte hoort Faramir de stemmen van de late vergadering. Hij behoort te slapen maar het lukt niet. Steeds als hij zijn ogen sluit keert het terug als een film in zijn hoofd, beeld voor beeld, moment voor moment. Faramir kreunt, rechtop zittend in bed. Een genezer probeert hem te kalmeren maar zijn gedachten zijn onaanraakbaar ver weg. Hoe kon hij, hoe durfde hij. Zo goor is hij, zo onrein, en dan de prachtige Haldir met zichzelf besmetten… hij heeft hem durven aanraken – hoe haalde hij het in zijn hoofd – en nu moet hij het ongedaan maken, moet hij dood, dood, dood… Op een dag zal Haldir er achter komen wat er is gebeurd. Troepen zullen de Orks vinden en horen wat ze hem hebben laten doen, wat hij, Faramir, voor hen betekent. De schaamte zal te groot zijn, en is het nu al. Hij heeft dit schone, zuivere wezen aangeraakt. Het gif zal verder gaan. De zwartheid zal ook in Haldir terecht komen…


Haldir ligt op de dekens van zijn bed en kijkt uit het raam naar buiten. Hij ziet de maan. Wat moet hij doen? Zijn gedachten dwalen terug naar de gebeurtenissen van de afgelopen uren. Ze hebben urenlang vergaderd, vandaag. Morgen gaan de troepen van Denethor, onder aanvoering van Boromir, naar de grenzen, zodat ze deze troep Orks kunnen vinden en gevangen nemen.

Haldir weet dat hij niet mee kan. Hij moet in de buurt van Faramir blijven. Zijn hele wezen schreeuwt dat hij hier nodig is en niet weg kan gaan.

“Blijf alsjeblieft,” heeft Boromir tegen hem gezegd. “Mijn broer moet beschermd worden. Bescherm hem alsjeblieft, Haldir, blijf bij hem terwijl ik weg ben. Ik smeek het je…”

Boromir’s woorden hebben hem verbaasd. Hij wilde niet liever dan hier blijven, had zijn besluit zelfs al genomen, maar waarom heeft Faramir bescherming nodig in de Huizen van Genezing? Of beter gezegd: waar tegen?

Hierna was Denethor naar hem toe gegaan. “Ik reken erop dat u en uw broers mee zullen gaan,” had het antwoord niet afgewacht en was weer weggelopen.

Tot slot was Rúmil nog naar hem toegegaan. “Voel je niet schuldig, Haldir,” had Rúmil gezegd. “Faramir heeft je nodig. Blijf, wij redden het wel, Orophin en ik.”

En nu is het dan nacht in Gondor en ligt hij met zijn kleren aan op het bed van de logeerkamer. Hij kan niet slapen, een vreemd gevoel van onheil houdt hem wakker. Er klinkt een klop op de deur.
“Binnen!” roept Haldir.

Een bediende kijkt hem aan en buigt. “Het spijt me dat ik u wakker maak maar ik wil u nederig verzoeken of u alstublieft wilt komen, Haldir van Lothlorien. Alstublieft. Faramir heeft zichzelf … eh, wij kunnen hem niet bereiken en hij leek vanmorgen zo rustig in uw slaapvertrek… zou u, wilt u…?”


“Faramir, ik…” fluistert Haldir terwijl hij in het halfdonker naast het bed staat waarin de jonge man hem met grote angstogen aankijkt. Hij voelt zich machteloos. Faramir heeft geprobeerd om zichzelf dodelijk te verwonden maar had slechts een bot scheermesje en amper een minuut tot zijn beschikking – hij werd voortdurend in de gaten gehouden door een genezer en zijn broer. Zijn polsen zijn in nieuw verband gezwachteld. Faramir wordt echter niet rustiger van Haldir’s aanwezigheid, zoals de genezer die hem had opgehaald had verwacht. Integendeel. Totale paniek voert nu de boventoon en Haldir weet niet wat hij moet doen.

“Niet jij, niet nog een keer, alsjeblieft…”

Haldir voelt de misselijkheid opwellen. “Ik ben gevraagd om…”

“Ik weet het, ze vertelden het mij maar het verpeste alles, ik… ik… ik ben te ver gegaan Haldir, dat van vanmorgen had nooit moeten gebeuren, nu is alles wat schoon was onrein geworden en jij zei gewoon ja en het is goed maar wat kon je anders, ik was zo wanhopig, mensen doen alles voor de wanhopigen, echt alles, maar daarom menen ze het nog niet want dat kan niet, zie je, het bestaat niet dat iemand ongeschonden blijft van gorigheid en daarom moest ik weg, precies daarom was het genoeg geweest – ze hebben mij voorgoed bevuild, overal Haldir, overal – en ik mag anderen niet bevuilen, dat mag gewoon niet, ik moet weg, ik zal, ga, moet…” Faramir probeert op te staan maar wordt tegengehouden door Boromir.

“Blijf liggen, sssshhhh, je bent niet vies, broertje van mij, zij zijn het en zij alleen. We gaan morgen naar de grensposten om ze te zoeken. Als ik ze in mijn handen krijg zullen er koppen rollen, ik zal ze…”

Haldir staat stil. In de halfverlichte kamer in een zijvleugel van de Huizen van Genezing, met een halfopen raam, naar binnen vallend maanlicht en een zacht wapperend wit gordijn, staat de elf als een standbeeld. Hij kijkt met tranen in zijn ogen naar de zwaar gewonde man. Hij ziet hoe zijn oudere broer hem probeert te bereiken. Hij hoort de snikkende stemmen. Hij ruikt de angst, ziet hoe de genezer bladert in een boek, waarschijnlijk is hij op zoek naar een kalmerend kruid, en ruikt de thee die een paar uur geleden is gezet.

Wat kan hij doen, wat kan hij voor Faramir betekenen, als de man zijn woorden niet hoort en zijn liefdevolle gebaren niet als liefdevol kan zien? Hoe kan hij Faramir weer in goedheid laten geloven nu de man weet van het allerslechtste? Hoe kan hij hem helpen nog steeds in het licht te geloven als alles duister is geweest? Zijn lijf is geschonden, woorden hebben hem voorgelogen en bespuugd. De jonge man beseft nu dat liefdesdaden een middel tot onderwerping kunnen zijn, dat schoonheid bevuild kan worden, relaties uit leugens kunnen bestaan en aanrakingen pijnlijk kunnen zijn. En hij, Haldir, weet het ook. Hij is erbij geweest en heeft het op afstand moeten meemaken.

En dan weet hij het. Opeens realiseert Haldir zich dat hij Faramir moet laten zien dat schoonheid schoon kan blijven, hoeveel gorigheid er ook is. Hij, de autoritairste elf van Lothlorien, zal liefdevol, teder en eerlijk moeten zijn omdat genezing immers alleen een kans tot slagen heeft als het helende totaal anders is dan hetgeen de pijn heeft veroorzaakt. En dat kan alleen door iets te doen. Niet door Faramir met rust te laten, zoals Haldir had geprobeerd. Niet door afstand te bewaren maar door dichterbij te komen. Het is de enige mogelijkheid. Of het zal lukken weet hij niet, maar hij moet het proberen. Dat weet hij wel.

“Boromir, genezer, breng een extra bed naar dit vertrek. Ik zal hier blijven. U kunt gaan.”

“Nee!” roept Faramir, “nee! Niet jij, niet degene die… nee!”

“Maar…” Boromir’s gezicht protesteert. De grote krijger komt als Faramir’s beschermer overeind en gaat voor de elf staan, de handen in zijn zij. Hij wil iets zeggen maar Haldir houdt hem tegen.

“Ik weet het, Boromir, jij twijfelt nu aan mij door Faramir’s angst, maar in de afgelopen nacht is er iets tussen hem en mij gebeurt, en dat is het wat hem nu in totale verwarring heeft gebracht. Ik moet dit rechtzetten, er is geen andere manier. Ik zal hier vannacht blijven. Vertrouw me, ik zal hem nog geen seconde alleen laten en ik zal goed voor hem zijn.”

Boromir kijkt hem strak aan, onderzoekend, dichtbij. “Vanmiddag sprak hij lovend over jou,” zegt hij dan. “Ik wilde dat je bij hem bleef, ik vroeg het je zelfs. Maar als je hem ook maar met een haar…”

“Vertrouw me, alsjeblieft. Ik ben Haldir, bewaarder van de grenzen van Lothlorien. Ik wil het goede doen.”

Boromir blijft hem strak aankijken, draait zich om en loopt weg. De genezer loopt achter hem aan, komt even later terug met een bed, schuift het naast die van Faramir en sluit de deur achter zich. Ze zijn alleen. Het maanlicht valt door het raam naar binnen en hult de gebroken man in het bed in een bijna buitenaards wit licht.

“Nee,” snikt Faramir met de handen voor zijn ogen. Haldir ziet de schone verbanden om zijn polsen, een kleine vlek van helderrood bloed. Hij gaat naast hem op het bed zitten.

“Ik wil je iets vertellen,” fluistert Haldir.

“Nee,” stamelt Faramir, “het kan niet meer. Je woorden zullen het goede willen doen, het is zoals je zegt. Je wil het wel en je zult het proberen en je zult vast iets van mededogen voelen, dat geloof ik echt wel, en misschien zelfs medelijden, maar mijn walgelijke geiligheid van vanmorgen, mijn idiote woorden, het is, is… Ik ben goor, Haldir, ik ben zo goor…”

Haldir strijkt met zijn vingers langs Faramir’s wang, buigt zich voorover en kust hem op zijn voorhoofd.

Faramir snikt nog harder, stamelt, “nee, nee, nee…”

“Alsjeblieft Faramir, wil je me aankijken.” De jonge man opent zijn ogen en kijkt naar de elf in het zilveren maanlicht. Hij ziet de glanzend witte haren, de bijna doorschijnende huid, de prachtig gevormde oren. Hoe kan hij deze nabijheid verdragen, hoe…

Dan begint de prachtige elf te spreken. Zijn warme stem vult zacht de kamer. Rillingen lopen over Faramir’s rug als hij de oprechtheid ziet die uit zijn ogen spreekt.

“Ik kan aan niemand anders denken, ik droom over jou, ik zoek naar excuses om hier te komen. Ik ben verliefd op jou, Faramir. Al jaren lang ben ik tot over mijn oren verliefd op jou.”

Faramir verstijft en deinst achteruit. Hij kijkt hem met angstige ogen aan. “Ik…eh…”

“Je hoeft niks te zeggen. Je hoeft ook niks te doen. Ik was gekomen om het te vertellen maar toen ik ontdekte wat je had meegemaakt kon ik het niet over mijn hart verkrijgen.” Hij ziet hoe Faramir terugdeinst en gaat snel verder: “Ik wilde niet met mijn gevoelens op de proppen komen in een periode dat je genoeg hebt aan die van jezelf, vooral niet omdat mijn gevoelens ook een lichamelijk aspect kennen. Daarom likte ik je sperma op. Daarom kwam ik zo snel klaar.”

De elf kijkt naar het raam en praat verder. “Maar toen ik hier in je kamer kwam, realiseerde ik me ineens dat jij, na alle bedorvenheid die je over je heen hebt gekregen, alleen nog puurheid kunt verdragen. Alleen oprecht warme gevoelens kunnen je bereiken. Al het andere heeft je vertrouwen beschaamd. Daarom zeg ik het nu, en niet na een paar jaar, zoals ik me had voorgenomen. Daarom geef ik je mijn eerlijkheid. Het is het meest pure wat ik heb. Ik ben tot over mijn oren verliefd op jou. Ik hou van jou.”

Faramir kijkt hem aan, zijn ogen vochtig. Hij kan het nog steeds niet geloven. Het enige wezen in Midden-Aarde dat zijn hart heeft veroverd en over wie hij nu al zo lang dromen koestert, zit hier naast hem, houdt zijn hand vast, streelt zijn voorhoofd en wangen en zegt hoeveel hij van hem houdt. Hij kijkt naar het prachtige gezicht voor hem, de warmte in zijn ogen, de lange, blonde haren. Dat dit gebeurt. Dat dit echt, echt…

“En je hoeft er niks mee,” voegt Haldir toe, terwijl hij met zijn vingers door zijn lichtbruine krullen strijkt. “Ik heb nooit de illusie gehad dat het wederzijds zou zijn. Ik zal er ook absoluut niks mee doen en er zeker weten niet lichamelijk aan toegeven. Ik zeg het je alleen omdat je misschien al voelt dat er iets is, iets dat mijn manier van reageren en kijken anders maakt. Ik hoop dat je daardoor weet dat je me, stapje voor stapje, kunt proberen te vertrouwen. Dat is alles, Faramir. Ik wil eerlijk tegen je zijn en me kwetsbaar opstellen en daardoor hoop ik dat ik je kan laten zien dat, dat…”

“Maar ik ben ook verliefd op jou,” zegt Faramir zacht, zo oprecht, zo eenvoudig, en kijkt hem aan terwijl hij begint te huilen. “Al zo lang, Haldir. Zo verschrikkelijk lang dat het pijn is gaan doen.” Hij stopt even, sluit zijn ogen en fluistert verder: “Ik wilde er niet aan toegeven, ik wilde gewoon zijn, verliefd worden op een vrouw, trouwen, dat soort dingen. Maar het lukte niet, Haldir, ik dacht de hele tijd aan jou…”

Haldir voelt zich warm worden, ineens zingt alles in hem en voelt hij zich blij en opgelucht. Het is wederzijds, o Valar, hij voelt het ook… “Mag ik naast je liggen?” vraagt hij spontaan. “Ik zal mijn kleren aanhouden. Ik wil geen misbruik van je maken maar ik verlang zo naar je huid en de zachte prikkeling van je haren. Als je het niet wilt kruip ik in het voor mij gereedstaande bed.”

Faramir lacht en Haldir voelt hoe hij smelt. Hij was vergeten hoe prachtig Faramir’s glimlach was. “Ik vind het fijn dat je bij me wilt liggen” zeg hij, en slaat de dekens open. Haldir kruipt naast hem en voelt hoe zijn lichaam reageert. Hij draait zijn onderlichaam de andere kant op.

“Ik omzeil je een klein beetje. Wat mijn kruis betreft. Bedoel ik,” stamelt hij, wetende dat hij eerlijk moet zijn, alles moet zeggen, hoe idioot het ook klinkt. Faramir weet alles van verraden worden, hij zal iedere leugen herkennen, bewust of onbewust, hij zal het feilloos weten wanneer er iets voor hem verborgen wordt gehouden. Niemand is scherper dan een slachtoffer als het gaat om het herkennen van de ware gevoelens van een ander. “Ik hoef je alleen maar bij me te voelen zodat we in elkaars armen kunnen slapen. Voor de rest, wel, ik ben een elf. Ik leef nog honderden jaren. Ik heb geduld.”

Faramir knikt opnieuw. Dat dit gebeurt. Het is geen droom, deze prachtige elf is verliefd op hem en hij op hem. “Dankjewel voor je eerlijkheid. Het voelt zo goed. Nu weet ik dat je niet van me walgt. Nu weet ik het echt…” en hij begint weg te soezen. Voor het eerst sinds die afschuwelijke marteling van de afgelopen dagen voelt hij zich weer een beetje veilig. “Nu moet ik het alleen nog maar onthouden, ook als… wanneer ik…“Zijn lichaam kruipt dicht tegen Haldir aan. Hij is zo moe, zo moe… Vlak voordat hij in slaap valt fluistert hij: “Ik hou van jou.”


Hij heeft geslapen naast de pot op het vuur met de rokende geur, de zware, blauwe rook die walmt en alles zo zoet maakt, zo anders. Hij krult zich op en voelt hoe alleen hij is en dat wil hij niet, hij wil hier niet zijn, wil niet alleen. O alsjeblieft, laat er iemand komen. Een deur gaat open. Iemand komt de grot binnen. Faramir krabbelt overeind, rent naar de ander toe en klampt zich aan hem vast. De Ork staat in de kleine grot en kijkt om zich heen. Zijn donkere lichaam glanst in het licht van de toortsen. De blauwe rook, die normaal gesproken alleen via een klein rooster naar binnen komt, walmt om het monster heen naar binnen maar hij sluit de deur. “Zo, wat een reactie, kleine goorlap. Heb je iets nodig van mij?”

Faramir drukt zichzelf tegen het stinkende lijf, beweegt zijn heupen en sluit zijn ogen. “Ik wil alles doen, alles, alles, alsjeblieft…”

De ork gaat zitten op een stenen bank, opent zijn broek, haalt zijn lul tevoorschijn en houdt het gezwollen geslacht omhoog. “Zit!” commandeert hij. “Zit, slaaf, spiets jezelf. Nu!”

Faramir rent naar hem toe, draait zijn rug naar de ork en laat de gigantische lul langzaam bij zich naar binnen zakken, zijn gezicht vertrokken van de pijn. Als hij het gevaarte naar binnen heeft gewerkt sluit hij zijn ogen en laat zich achterover zakken. De klauwen van de ork beginnen zijn tepels te masseren.

“Spreid je benen, slaaf.” Faramir gehoorzaamt.

“Wijder” Hij spreidt zijn benen zo wijd hij kan.

De ork graait naar zijn ballen en begint ze te kneden. Zijn andere hand gaat door met het trekken aan zijn tepels. “Kreun.”

Faramir kreunt.

“Smeek.”

“O alsjeblieft…”

“Alsjeblieft wat? Alsjeblieft wie?”

“Alsjeblieft meester, neuk mij. Neuk mij! Stoot in mij, dieper, dieper… alsjeblieft!”

De ork begint zijn heupen te bewegen. De grote lul is af en toe zichtbaar om vervolgens weer diep in Faramir te verdwijnen. “Je kunt nergens heen, je zit vast op mij en je bent van mij. Je bent een gore, vieze hoer. Ja toe maar, kreun maar, gil maar, maar je zult gehoorzamen. Ik neuk je plat,” en hij gromt. “Ik spuit je vol.”

Een tweede ork komt binnen en loopt dichterbij. Ook hij houdt zijn lul in zijn hand.

“Wat wil je? Nou? Zeg het eens, slaaf? Ik ben er ook. Wat wil je van mij? Smeek!”

Faramir wordt handhandig bij zijn haren vastgepakt. Hij schreeuwt het uit en zoals altijd keert hij weer even tot zichzelf. Wat is hij aan het doen, waar is hij mee bezig? Hij ziet de grot, voelt de Ork achter hem en ziet de ander die vol minachting op hem neerkijkt. Hij moet stoppen, moet zich verzetten, moet… Maar hij hoort zijn stem en lijkt er geen controle over te hebben. “Stop je lul in mijn mond, alsjeblieft meesters, een in mijn kont en de ander in mijn mond…”

“En dan?”

Spuit mij vol met zaad, ik smeek u, mijn meesters, spuit mij vol, ram en stoot in mij in alle gaten die ik heb.. Vul mij. Doorboor mij.”

De tweede ork stopt zijn lul in Faramir’s mond. Zijn kaken worden uitgerekt en de ork begint te stoten. De eerste ork beweegt zijn heupen en houdt Faramir’s slanke lichaam achterover zodat hij totaal is overgeleverd aan de lullen die hem doorboren en tot bloedens toe veroveren. Faramir gooit zijn hoofd achterover en kreunt, harder en harder, o alsjeblieft! Zijn eigen gedachten verdwijnen en er is alleen nog maar dit hunkerende gevuld willen worden, tot in de eeuwigheid een dikke lul willen voelen die steeds harder en dieper binnen komt en hem overmeesterd, veroverd en vernederd – want dit is wat hij nodig heeft, een omhulsel van gaten te zijn die gevuld kunnen worden zodat hij nooit meer alleen is. Hij kreunt tegen de stinkende lul in zijn mond.

“Zo gewillig,” gromt de ork achter hem, “zo’n geweldige slaaf die alles doet wat ik wil en zo geil is dat ik ‘m niet eens hoef aan te raken. Kijk naar zijn pik, zo rood, zo stijf. Je gaat op commando klaar komen, hoer. Gespietst in je kont en met een dikke pik in je mond ga je gigantisch klaar komen, alleen maar omdat ik het zeg. Ik raak je niet aan, ik commandeer. Je bent mijn slaaf, je doet wat ik zeg. Kom. Nu. Ik beveel het. Kom klaar!”

Faramir gilt. Hij komt klaar.


Haldir schiet overeind met zijn hand voor zijn mond om een schreeuw te onderdrukken, o nee, nee! Tranen lopen over zijn gezicht, zijn maag protesteert. O arme Faramir, dat het zo ver is gegaan, de verkrachtingen en het misbruik moeten nog veel langer hebben geduurd dan hij had gedacht, meer dan een dag, twee dagen misschien? Hij kijkt naar Faramir die met zijn hoofd rolt, zijn gezicht vertrokken van de pijn, schreeuwend, zijn vuisten ballend en om zich heen slaand.

“Ssshhh,” fluistert de elf en slaat zijn armen om hem heen.

Faramir schrikt wakker, kijkt hem verwilderd aan, verstijfd door de aanraking.

“Ssshhh, ik ben er. Het is weer goed. Het is voorbij. Je bent veilig.”

Faramir valt weer in slaap. Haldir blijft wakker. Zijn hoofd tolt en zijn gedachten zijn wazig en vreemd. Scheuten pijn trekken door zijn lichaam. Het gaat te ver. Door zijn gevoelens voor Faramir is hij met hem verbonden op een manier die mensen nooit volledig zullen begrijpen. Hij kan voelen wat Faramir voelt en heftige dromen met hem delen, waardoor hij, zelfs nu de voorouderen hem niet meer bereiken, nog steeds de verkrachtingen met hem deelt. Dit kan hij als elf niet verdragen. De wens om te vervagen begint opnieuw tevoorschijn te komen. Er moet iets gebeuren maar hij kan niet opstaan om naar zijn broers te gaan – de enigen die zullen begrijpen wat hij doormaakt en kunnen helpen – hij kan Faramir niet achter laten terwijl hij door de gangen dwaalt. Haldir probeert hen door de band te bereiken maar ze slapen. De genezer is vertrokken en Boromir slaapt ook. Haldir blijft liggen en probeert wakker te blijven.


Daar staan ze met hun ontblote lijven, stinkend bij elkaar in de buurt, hun geslachten stijf in de lucht en groot, zo groot. Ze vullen de grot en drommen rond een tafel in het midden. Een man zit op handen en knieën. Hij is niet vastgebonden. Een rij orks staan wachtend tussen zijn benen. Een van hen stoot naar binnen en schreeuwt obsceniteiten: “Smeken, zul je, kreng, smeek!”

“Alsjeblieft…” klinkt Faramir’s bange stem. “Neuk mij, neuk mij!”

“Wat ben je van ons?”

“Jullie slaaf ! Ik behoor jullie toe!”

“En?” roept de stotende ork, “wat nog meer?”

“Ik zal alles doen wat jullie zeggen. Ik zal alles doen wat jullie willen, alles, alles!”

Een ork staat achter hem en duwt zijn lul naar binnen. Faramir schreeuwt het uit. Een andere ork kruipt over de tafel naar zijn gezicht en duwt zijn lul in zijn mond. “Eerst slikken, dan lullen. Zuigen, kreng, zuigen, vieze hoer. Laag stuk vreten. Neuken zullen we jou, volspuiten met ons zaad, kapot maken, breken, hoor je dat? Als een gebroken man gooien we je voor de deur van je vaders huis en reken maar dat je je klep zult houden. Dit zul je aan niemand vertellen, heb je dat goed begrepen? Ze zullen je verachten, bespugen en haten, niemand zal nog van je houden. Niemand. Zo’n verachtelijk wezen als jij, kruipend, onderdanig, snakkend naar zaad, te walgelijk voor woorden. Je wilt geneukt worden. Vieze hoer. Dat is wat je wilt!” Hij trekt zijn lul uit Faramir’s mond zodat de man antwoord kan geven.

“Ja meester! Ik wil geneukt worden. Neuk mij, neuk mij alsjeblieft. Ik zal doen wat jullie zeggen, altijd, altijd! Ik ben van jullie. Ik ben jullie bezit. Ik ben jullie slaaf…”

“Zo mag ik het horen,” gromt de Ork, en hij stoot in Faramir’s mond en de andere ork komt van achteren in hem klaar. En de volgende orks staan grijnzend te wachten op hun beurt.

In een grote, ronde ruimte, een grot verlicht door toortsen, staat een grote tafel met daar bovenop het naakte lichaam van een jonge man. Hij roept dat hij dit wil maar wie goed kijkt ziet dat hij wordt verkracht, ziet zijn trillende spieren, zijn afwerende handen, zijn verkrampte gezicht. De rij is lang. Ze dringen om hem heen. Hun stinkende lijven vullen de ruimte.


De wereld wordt donkerder en Haldir valt naar beneden, dieper en verder in een steeds donkerder wereld tot hij niet meer weet waar hij is en zijn voorouders hem niet langer kunnen bereiken. Tot zo diep valt hij, tot zo ver gaat hij.

NB Het is niet toegestaan dit verhaal (in originele versie of als vertaling) verder te verspreiden (incl. via email) zonder toestemming van de auteur. [ meer info ]
NB: Please do not distribute (by any means, including email) or repost this story (including translations) without the author's prior permission. [ more ]

Enjoyed this story? Then be sure to let the author know by posting a comment at https://www.faramirfiction.com/fiction/nadreqze-of-de-liefde-van-een-man-en-een-elf. Positive feedback is what keeps authors writing more stories!


1 Comment(s)

anyone know if there is a way to translate into English or Spanish?

Waterwolf--
To translate, try the little flag buttons in the right side menu, under 'Translate'. Those will sent you to Google's translating engine. Alternatively, you could try Yahoo or Microsoft.
-the archivist
— waterwolf    Thursday 1 July 2010, 2:51    #

Subscribe to comments | Get comments by email | View all recent comments


Comment

  Textile help

All fields except 'Web' are required. The 'submit' button will become active after you've clicked 'preview'.
Your email address will NOT be displayed publicly. It will only be sent to the author so she (he) can reply to your comment in private. If you want to keep track of comments on this article, you can subscribe to its comments feed.

Filter

Hide | Show adult content

Adult content is shown. [what's this?]

Adult content is hidden.
NB: This site is still for adults only, even with the adult content filter on! [what's this?]

Translate

  • EN
  • ES
  • JP
  • FR
  • PT
  • KO
  • IT
  • RU
  • CN

More stories in: